“We mogen niet naar buiten!”
Het barst van de boze suikerbuikjes op gymschoentjes in het poppenhuis, veel rode, een paar gele, er is zelfs een witte suikerbuik. Enkele dragen een bolhoed. Ze staan bijna boven op elkaar, die kleinen, zo druk is het. Twee rode suikerbuikjes huilen onstuimig, er is geen houden aan….
Aha, daar komt het opperhoofd van de suikerbuikjes aangeslenterd, Mopsneus. “Wat is hier aan de hand,” vraagt hij, “zijn jullie verdrietig? Is er soms iets ergs gebeurd?”
“We kunnen niet buiten spelen,” zegt Gnefje boos. Ze balt haar kleine vuistjes. “Dat is verboden door de burgemeester! Maar we willen naar buiten. We willen roeien in de kokosnootboten in de vijver. We willen op de ruggen van de libellen meevliegen. En naar het huis van Kikker wandelen om taartjes te eten en pannenkoekjes. Naar Vissenman kijken in het reuzenaquarium. Zingen met Kikker. Maar we mogen niet naar buiten!”
Stoffeltje begint nu zelfs te schreeuwen: “Dat is stom. Het moet nu ophouden met dat stomme gedoe. We moeten eruit. Ik herhaal: eruit!” Hij kijkt woest. “Het heeft lang genoeg geduurd. We pikken het niet meer!” Meer suikerbuikjes beginnen nu flink te schelden, ze stampvoeten zelfs met hun gymschoentjes op de vloer van het poppenhuis, de ramen trillen ervan, het getier van de kleine wezentjes zwelt aan tot een woedend koor….. “Rare burgemeester!” “Val maar in de vijver!” “Hahaha” “We willen de gevangenis uit!”
“Ho even,” roept Mopneus met luide stem. Hij kijkt streng door zijn brilletje. “Wie van jullie wil er heel erg ziek worden? Niemand?” Het is direct doodstil. “Nou?” “Jij soms Gnefje?” “Nou….neu…..” stamelt Gnefje verschrikt. De suikerbuikjes kijken vol ontzag naar Mopsneus.
“Oké,” zegt Mopsneus. “De suikerbuikjes zwijgen. Jullie willen dus niet ziek worden”. Mopsneus wiegt zijn gezicht heen en weer, tuit zijn lippen.
Sofietje, die bij het poppenhuis is gaan zitten, ziet aan Mopsneus’ gezicht dat hij een redevoering gaat houden, een echte Mopsneuspreek. Preken, daar houdt hij van. Dat kan hij goed. En dat weet hij ook. Sofietje verheugt zich op wat komen gaat.
“Suikerbuikjes,” roept Mopsneus. Hij steekt zijn borst vooruit.“Er vliegen pluizen door de lucht. Het is niet pluis!” De suikerbuikjes schrikken, luisteren nu wel heel aandachtig. Pluizen? Niet pluis? Niet pluis, daar willen ze niets mee te maken hebben. “Je kunt die pluizen niet zien, ze zijn ongrijpbaar. Ja, het zijn echt onzichtbare pluizen, nare pluizen, je weet nooit waar ze zijn.” Het was al stil in het poppenhuis, maar nu is het nog stiller geworden. “Pas op voor de pluizen!” vervolgt Mopsneus, “zorg dat die pluizen je niet te pakken krijgen. Want dan kun je ziek worden, soms heel erg ziek….” Mopsneus kijkt dreigend. “Het is dus niet pluis in de wereld”. Mopsneus treuzelt nu even, neemt alle suikerbuikjes, een voor een, aandachtig in zich op. Die kijken hem met grote ogen aan, enkele zijn angstig, Gnefjes lip trilt... Hij bouwt de preek goed op, denkt Sofietje, hij lijkt wel een echte wereldleider. “Wie van jullie hier wil er ziek worden?” Niemand antwoordt. “Als je ziek wordt, eet je nooit, maar dan ook nooit meer suiker, je ruikt de suiker niet eens meer, de eetlust verdwijnt zelfs…..” Sofietje ziet dat de meeste suikerbuikjes geweldig geschrokken zijn, enkele zijn, hoewel ze nog wel leven, lijkwit geworden. Stel je voor zeg: niet meer eten. Geen suiker meer eten! Dan heeft het leven totaal geen zin meer….
“Maar,” vervolgt het opperhoofd van de suikerbuikjes nu op een andere toon, “jullie kennen Mopsneus”. Hij kijkt trots, wacht even, zijn borst dijt een beetje uit. Ja, ze kennen Mopsneus allemaal. “En ik zou Mopsneus niet zijn, als ik voor mijn suikerbuikjes niet een geweldige oplossing voor dit probleem gevonden had!” Mopsneus kijkt trots rond en wacht op een reactie, hij verheugt zich op applaus.
“Wat dan?” roept Gnefje ongeduldig, “zeg het dan Mopsneus!”
Mopsneus glimlacht. Hij is tevreden met zichzelf. “Het is heel eenvoudig,” vervolgt hij, “beter een beetje plezier binnen, dan veel ellende buiten!” Hij kan met moeite een lach om zichzelf onderdrukken. “Anders gezegd: buiten geen gemier, maar binnen veel plezier”. Hij gaat verder: “Het suikerbuikje dat het leukste idee heeft, krijgt drie suikerklontjes”.
Drie suikerklontjes! De suikerbuikjes beginnen opgewonden door elkaar heen te praten. Sommige beginnen te lachen, een paar rollen al weer schaterend van vreugde door het poppenhuis bij het vooruitzicht van al dat suiker. “Wat moeten we daarvoor doen?” schreeuwt Stoffeltje opgewonden.
“Het volgende,” antwoordt Mopsneus. “Met welke activiteit wordt het binnen een feest? Welke ideeën hebben jullie, mijn suikerbuikjes? Vlaggetjes ophangen? Een tekening maken om in te kleuren? Kleien? Een grappig spelletje? Ach weet je,” Mopsneus trekt een wijs gezicht, “ik verhoog de beloning voor het beste idee naar vijf suikerklontjes!”
Nu is er geen houden meer aan. Alle suikerbuikjes lachen, een aantal rolt over de grond, ze juichen, de beentjes en armen gaan door de lucht. Die Mopsneus toch, vijf suikerklontjes!
Heb jij een leuk idee om het binnen tot een feest te maken? Stuur een bericht naar de schrijver. Je krijgt altijd een antwoord.
Wil je meer lezen over de suikerbuikjes en hun doldwaze avonturen? Dat kan in “Sofietje en de suikerbuikjes” van schrijver Erik Bosch.