Verhaaltje – Drie raadsels voor Deugnietje

“Drie raadsels voor Deugnietje”

Een grote groep suikerbuikjes staat aan de rand van de vijver. Boven de vijver zigzaggen twee blauwe
libellen, steeds dezelfde weg. De suikerbuikjes komen maar net met hun hoofden boven het pas
gemaaide gras uit, grappig zeg! Goed dat papa grasgemaaid heeft! Ze houden het hoofd scheef en
luisteren aandachtig naar de bezorgd kijkende Deugnietje, een van de kleinste, rode suikerbuikjes. Hij
heeft een probleem.
“Gisteren,” zegt Deugnietje, “kon ik mijn handen heel ver in de lucht steken”. Hij houdt zijn handen
hoog boven zijn hoofd, ze wijzen regelrecht naar de staalblauwe hemel. Er is geen vuiltje aan de
lucht.
“Maar nu,” Deugnietje huilt bijna, “kom ik niet verder dan hier!” Hij houdt zijn armen naast zijn
lichaam, ter hoogte van zijn schouders. “Ik begrijp er niets van, ik maak me zorgen”. Nu huilt hij echt,
dikke tranen rollen over zijn wangen.
De suikerbuikjes zijn geschrokken, zijn er even stil van.
“Dat is vreselijk,” zegt Vogeltje.
“We moeten Mopsneus erbij halen,” zegt Kareltje.

Mopsneus, het opperhoofd van de suikerbuikjes, heeft een mopsneus. Hij heet natuurlijk niet voor
niets Mopsneus. En hij draagt een keurige bril, waardoor hij er ernstig uitziet. Hij is al snel gearriveerd
en ziet er even ernstig uit als de bril die hij draagt. En hij vindt zichzelf heel slim, dat kun je wel zien.
“Wat is er aan de hand, jongelui?” vraagt hij met diepdonkere stem.
“Nou, gisteren,” zegt Deugnietje opnieuw, “kon ik mijn handen heel ver in de lucht steken”. Hij houdt
zijn handen hoog boven zijn hoofd, zodat ze regelrecht naar de staalblauwe hemel wijzen.
“Maar nu,” Deugnietje huilt alweer, “kom ik niet verder dan hier!” Hij houdt zijn armen naast zijn
lichaam, ter hoogte van zijn schouders.
De suikerbuikjes zijn wel heel erg benieuwd hoe hun opperhoofd hierop gaat reageren. Want die
Mopsneus, die is niet dom. Tenminste, dat vindt hij zelf.
Na een lange stilte, waarin alleen het snorren van de libellen hoorbaar is en het zoemen van wat
hommels, zegt Mopsneus: “Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt, we moeten naar de mensendokter,
dit is een spoedgeval”.

Een half uurtje later staan ze met zijn allen op tafel in de spreekkamer van de dokter. Deze heeft uit
een lade van zijn bureau een loep gepakt om die grappige kleintjes beter te kunnen zien. “Aha,” zegt
hij, “leuk dat de suikerbuikjes er weer eens zijn, vertel eens, wie is er hier ziek?”
“Nou, dat ben ik”, reageert Deugnietje, “kijk meneer de dokter, gisteren kon ik mijn handen heel ver
in de lucht steken”. Hij houdt zijn handen hoog boven zijn hoofd, ze wijzen naar het spierwitte
plafond in de spreekkamer. “Maar nu,” vervolgt Deugnietje, “kom ik niet verder dan hier!” Hij houdt
zijn armen naast zijn lichaam, ter hoogte van zijn schouders.
De dokter kijkt Deugnietje verbaasd aan en denkt diep na. Hij fronst zijn wenkbrauwen. Dan
verschijnt er een brede grijns op zijn gezicht.
“Wacht eens even, Deugnietje, houd jij van raadsels?”
Nou, zeker! Deugnietje houdt van raadsels en de andere suikerbuikjes kijken nu ook met
toegenomen belangstelling naar het grote hoofd van de mensendokter.
“Nou, Deugnietje, ik heb er drie. Het eerste raadsel komt nu: waarom heet Mopsneus Mopsneus,
Deugnietje?”
Deugnietje kijkt verwonderd. “Nou, dat is logisch, meneer de dokter,” zegt hij, “omdat Mopsneus een
mopsneus heeft!”
Mopsneus kijkt blij. Dat heeft die kleine Deugnietje toch maar even mooi uitgelegd. Zijn borst wordt
breder, zijn mopsneus steekt nu hoger in de lucht, hij is trots op zijn suikerbuikjes, hij heeft het ze
allemaal goed uitgelegd, vindt hij.

“Goed zo Deugnietje,” zegt de dokter, je hebt het eerste raadsel geraden, raadsels raden is best leuk
hè? Nu komt het tweede raadsel. Waarom heet Knuffeltje Knuffeltje?” Knuffeltje begint ineens te
stralen, die vraag had ze niet verwacht.
“Ook logisch, meneer de dokter,” zegt Deugnietje snel, “ze wil steeds knuffelen! De naam zegt het
al!” Nou, dat klopt. Knuffeltje doet haast niet anders dan knuffelen, aaien, het ene suikerbuikje
omarmen, het andere suikerbuikje op de schouders slaan, weer een ander kusjes geven, ze is er de
hele dag mee bezig, behalve als ze slaapt dan. Logisch dat je dan Knuffeltje heet, een andere naam
zou vreemd zijn.
Mopneus staat er nu een en al glunderend bij. Hij wist het wel, die suikerbuikjes kunnen goed
raadsels raden.
“En nummer drie, meneer de dokter,” vraagt Deugnietje, die ook wel blij is dat hij het zo goed doet.
“Ja, Deugnietje, het derde raadsel komt nu”. De dokter wacht even, hij laat de spanning oplopen. Alle
suikerbuikjes kijken verwachtingsvol naar de dokter.
“Waarom,” vraagt hij dan, “ja, Deugnietje, waarom heet Deugnietje Deugnietje?”
Deugnietje kijkt beteuterd, zegt nu niets meer.
“Ja! Omdat die kleine Deugnietje een grote deugniet is!” schreeuwt Otje over de tafel.
Nu kijkt Deugnietje nog meer beteuterd. Hij zou het liefst weggaan, onder het tafelblad verdwijnen,
maar ja, dat kan niet…
“Ja, die Deugnietje,” zegt de dokter, “houdt mensen en suikerbuikjes heel graag voor de gek. Daar
geniet Deugnietje van, toch? Dat is geen ziekte.”
Deugnietje antwoordt niet. Zijn rood is nog roder dan normaal, vuurrood zelfs, het hoofd kan
gewoon niet roder zijn.
“Laat de suikerbuikjes eens zien,” zegt de dokter, “hoe hoog je gister met je handen kwam,
Deugnietje”.
Deugnietje steekt direct zijn handen hoog in de lucht.

“Zie je dat, jongelui?” vraagt de dokter. “En is het nu gister of vandaag? Wie is er hier een deugniet?
Deugnieten deugen soms niet. Ze houden je graag voor de gek.”
De suikerbuikjes zijn met stomheid geslagen. Met ongelovige gezichten staren ze Deugnietje aan. Die
houdt ondertussen, met vuurrod hoofd, zijn handen nog steeds hoog in de lucht.
Enkele suikerbuikjes beginnen te grinniken.
“Het is vandaag”, mompelt er eentje verbaasd.
“En die Deugnietje is niet van gister!” lacht een ander. “Hahaha!” Enkele suikerbuikjes beginnen te
schateren. Wat een mop.
“Gister is vandaag! Hahaha!” schreeuwt Vogeltje nu.
“Hij heeft je weer mooi bij de mopsneus genomen, Mopsneus!” schreeuwt Kareltje over Vogeltje
heen.
En dan is er geen houden meer aan. De hele groep suikerbuikjes barst nu in lachen uit, zelfs
Mopsneus, er rollen er zelfs een paar schuddebuikend over de tafel. Een koddig gezicht is dat, die
schuddebuikende suikerbuikjes met hun gymschoentjes in de lucht.
De dokter geeft Deugnietje een knipoog. “Je bent kerngezond Deugnietje”, zegt hij, “en je doet je
naam eer aan”.
Deugnietje kan er nu ook om lachen. Hij is blij met de goede afloop.